Waarom voedingsinterventies niet altijd werken

9 oktober 2023

Socioloog Tim Meurs onderzocht in zijn proefschrift waarom voedingsinterventies bij mensen met een lage sociaal economische status (SES) minder goed aanslaan. Mensen met een lagere SES eten vaak ongezonder en hebben vaker overgewicht. Uit eerder onderzoek is al gebleken dat gezondheidsinterventies in het algemeen bij deze groep mensen vaak minder goed werken. Uit het proefschrift blijkt dat een diepgewortelde weerstand tegen instituten de belangrijkste reden is.

Lage sociaal economische status

Een lage SES refereert aan mensen met een lage opleiding (basisonderwijs, lo, vmbo, avo, mavo) en/of mensen met een laag inkomen. Het betreft ongeveer 30% van de mensen in Nederland. Vaak wordt aangenomen dat een lager inkomen, financiële stress of een gebrek aan kennis over wat gezond is verklaard waarom interventies bij deze groep mensen niet goed aanslaan. Dit blijkt echter niet de belangrijkste reden te zijn.

In het proefschrift geeft Meurs aan dat lager opgeleiden zich vaak gestigmatiseerd, niet erkend en niet vertegenwoordigd voelen door maatschappelijke instellingen zoals de overheid, de wetenschapsorganisaties en de gezondheidszorgorganisaties. Hij heeft onderzocht of de perceptie van deze groep mensen over instituten verbonden is met hun ontvankelijkheid voor voedingsinterventies.

Aversie tegen bemoeizucht

De groep blijkt een grote aversie te hebben tegen bemoeizucht. Ze willen niet verteld worden wat men moet doen. Ze ervaren interventies als betuttelend en als een aanval op hun keuzevrijheid. Om de vicieuze cirkel te doorbreken, is het noodzakelijk dat campagnes meer aansluiten op de belevingswereld van deze mensen.

Het is echter niet zo eenvoudig als slechts enkele elementen in de boodschap veranderen, zoals het volgende experiment liet zien. Mensen kregen bepaalde informatie puur feitelijk voorgeschoteld, in combinatie met de boodschap dat het op basis van wetenschappelijk onderzoek is of dezelfde boodschap in versimpeld taalgebruik. De aanpassingen bleken geen verschil te maken in de acceptatie. Hoe het wel moet blijft voorlopig nog de vraag Meurs. Uit eerder onderzoek blijkt wel dat (huis)artsen en bekende personen als goede bronnen van gezondheidsinformatie worden gezien. Dit zou een mogelijke optie kunnen zijn volgens Meurs.

Oorzaak van aversie

Meurs zegt dat hij met zijn proefschrift niet de oorzaak van het anti-institutionalisme heeft kunnen aantonen. Hij vermoed echter dat de oorzaak ligt in een diepgewortelde maatschappelijke machtsdynamiek. Mensen met een lage SES hebben het gevoel dat de interventies niet voor hen zijn. Ze hebben het gevoel dat ze door de ‘elite’ in de samenleving worden gedwongen om die levensstijl aan te nemen terwijl zij vinden dat die niet voor hen is weggelegd. Als voorbeeld geeft hij de suikertaks. Hiermee zouden suikerrijke producten ‘alleen voor de rijken’ worden, terwijl frisdrank vaker wordt geconsumeerd door mensen met een lage SES. Een interventie die gericht is op het terugdringen van frisdrank consumptie wordt hierdoor gezien als een aanval op hun leefstijl. Deze perceptie kan zorgen voor een negatieve feedbackloop waarbij de afstand tot instituten alleen maar groter wordt.


Tim Meurs. (28 september 2023). No Appetite for Meddling. The role of anti-institutionalism in educational differences in the receptivity to nutrition interventions.

voedingsinterventies